In de norm komen verschillende onderwerpen aan bod, zoals:
Elk elektrisch circuit moet worden beveiligd met een zekering of stroomonderbreker van een bepaalde waarde (Ampère). De aangegeven waarde is een maximum.
Voor iedere ruimte in een woning staat aangegeven wat het minimum aantal wandcontactdozen en lichtpunten is. Dit aantal is soms afhankelijk van de oppervlakte.
De elektriciteitsdraden moeten in een kanaal of leiding worden geplaatst. Leidingen en kabels mogen door loze ruimtes (bijvoorbeeld een holle wand) worden gevoerd op voorwaarde dat ze goed zijn geïsoleerd. De elektrische onderdelen (schakelaars, contactdozen) moeten in montagedozen worden geplaatst. Groeven, gemaakt voor het inmetselen van leidingen, mogen de stevigheid niet in gevaar brengen.
Elk stopcontact moet geaard zijn en worden voorzien van sluiter (anti-elektrische veiligheid). Op soortgelijke wijze is elk circuit gewoonlijk beschermd door een stroomonderbreker. In de buurt van een communicatie- of televisieaansluiting moet zich een 16A wandcontactdoos bevinden. Elke wandcontactdoos van 16A wordt ten minste 5 cm boven de grond geplaatst, terwijl 32A wandcontactdozen zich op ten minste 12 cm hoogte bevinden.
Een circuit is het geheel van aders dat wordt gevoed uit dezelfde bron en beveiligd door hetzelfde beveiligingsapparaat (stroomonderbreker of zekering). Een omhulsel is uitsluitend geschikt voor meer dan één systeem als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Alle geleiders zijn geïsoleerd
Alle circuits worden door dezelfde aardlekschakelaar beveiligd
Elk circuit moet worden beveiligd met een stroomonderbreker
De aderdiameters mogen niet meer dan 2 stappen verschillen
De aders mogen niet geforceerd in het omhulsel zijn geplaatst (met inachtneming van het maximaal aantal aders per diameter)
Aansluitdozen zijn vereist als pijpleiding wordt gebouwd. Omgekeerd is het niet vereist wanneer de buis uitsteekt of wanneer het materiaal is voorzien van aansluitingen. Verdeeldozen voor de stroomvoorziening van lichtpunten moet worden bevestigd aan het bouwwerk; de bevestiging van de verlichting aan het plafond moet een minimale belasting van 25 kg kunnen weerstaan. De DCL-aansluiting is verplicht in alle gebouwen, het stelt individuen in staat om verlichting te installeren zonder in contact te komt met elektrische kabels.
Alle circuits moeten worden beschermd door een aardlekschakelaar met een hoge gevoeligheid. Sommige apparaten (wasmachine, kookplaat, ...) moeten worden beveiligd door een type A aardlekschakelaar.
De installatie van een beveiliging tegen blikseminslag is vereist in gebieden waar de kéronique niveau (aantal dagen per jaar dat het onweert) 25 is of meer. De beveiliging moet direct na de differentieelschakelaar worden geïnstalleerd en worden verbonden met de aarde van de installatie.
Deze geleider verbindt de massa’s van de gehele installatie en zorgt voor een aarding op een enkel punt. Hij is altijd groen/ geel gekleurd. Hij moet worden beschermd tegen mechanische en chemische agressie van buiten en een verwijderbaar deel hebben van de weerstand van de aarding te meten. Het beveiligingscircuit omvat niet de schakelende apparaten in de zekeringenkast (stroomonderbrekers, schakelaars, zekering ...), maar een de aansluiting gebeurt wel in de zekeringkast. Het is verboden om leidingen of andere metalen buizen te gebruiken als aarding. Evenzo moet de afmeting van het beschermende ader niet kleiner zijn dan die van de fase-geleider.
De diameter van de (blauwe) nulader moet ten minste gelijk zijn aan die van de overeenkomstige fase-geleider.
De badkamer wordt ingedeeld in meerdere zones die al dan niet van elektrische apparatuur mogen worden voorzien.
Voor elke geplande toepassingen buitenshuis moeten aparte circuits worden gebruikt (portaal, verlichting, entree, zwembad ...). Indien de aansluitingen buiten zijn geïnstalleerd, is het raadzaam om binnen schakelaars met indicatie te plaatsen.
Het aantal elektrische verwarmingen per circuit is niet beperkt, wel het totale vermogen. Een extra hulpdraad moet worden voorzien in elk verwarmingscircuit. Elektrische verwarmingen mogen niet worden aangesloten op stopcontacten; zij moeten worden aangesloten op een doos met kabeldoorvoer.
Een GTL is normaal aanwezig in alle woningen. Zij brengt in een enkele locatie alle elektrische circuits en communicatiecircuits samen. Ze moet zich in de buurt van de leefruimte bevinden en daar vandaan direct toegankelijk zijn.
Ze is ten minste 60 cm breed en 20 cm diep. De hoogte is gelijk aan de totale hoogte van vloer tot plafond.
De communicatie-unit bevat:
Een aardaansluiting
RJ45-aansluitingen
Een leveringspunt (DTI)
Een verdeelpunt voor televisie en telefonie (RJ45)
Een DIN-rail voor een optische DTI
Ook kan apparatuur, zoals voor een satellietontvanger en voor een datanetwerk, worden geïnstalleerd.